Commentaar op de Brandbrief van bezorgde
jeugdrechtadvocaten…
Mr Ir Peter Prinsen, oud-advocaat
Een rechtsstaat voor het kind?
Op 4 december 2008 zond een
aantal Rotterdamse advocaten een brandbrief aan de
Rotterdamse rechtbank. De advocaten verweten de kinderrechters dat zij
Jeugdzorg en Kinderbescherming te snel machtigen kinderen uit huis te plaatsen.
De maatregel van uithuisplaatsing is van
“ultimum remedium” geworden tot “voorbehoedsmiddel voor potentiële schade”, en
dat nog wel op basis van een
“onzorgvuldige werkwijze”, aldus de jeugdrechtadvocaten.
De lichtvaardige
uithuisplaatsingtendens zou het gevolg zijn van het zogenoemde
“Savanna-effect”. Savanna was de vierjarige peuter die in 2004, bezweken onder
mishandeling door haar moeder, dood in de kofferbak van moeders auto gevonden
werd.
Die gebeurtenis bracht een storm van protest teweeg:
hoe kon dit gebeuren onder de ogen van Savanna’s gezinsvoogdes! Jeugdzorg wist
echter al deze publiciteit handig aan te wenden ten eigen bate: “Meer geld
moeten wij hebben voor meer gezinsvoogden!” Maar meer geld leidt, hoe goed ook
bedoeld, onafwendbaar tot meer en lichtvaardiger ondertoezichtstellingen in
plaats van tot meer zorgvuldigheid.
Toen korte tijd later in de Maas een in stukken
gesneden meisje werd gevonden mobiliseerde de Rotterdamse wethouder Geluk zijn
collega’s van de andere grote steden want, zo luidde zijn hysterische
boodschap, in Rotterdam liepen wel zesduizend potentiële Maasmeisjes het gevaar
om door hun vader in stukken gesneden in de Maas gegooid te worden. Geef ons
meer macht!
De Rotterdamse advocatenbrief is een reactie op de
macht van de Jeugdzorglobby. Jeugdzorg weet uit elke kritiek over haar
disfunctioneren munt te slaan, niet alleen klinkende munt (sinds Savanna weer
honderden miljoenen, zonder enig blijvend effect op de wachtlijsten) maar ook
meer ongecontroleerde macht, zoals de advocaten terecht signaleren in hun
brandbrief aan de rechters. En waar niet gecontroleerd wordt is het met de
beroepsethiek gedaan…
Maar wie mocht denken dat er iets nieuws onder de zon
is vergist zich! Professionele hysterie en ambivalente volkswoede zijn al vanaf
de opkomst van de professionele kinderbescherming de vaste begeleiders ervan.
Nimmer vindt er een onbevangen reflectie plaats waarin de klachten van ouders
serieus worden genomen. Steevast is het resultaat: meer repressie.
Kinderbescherming heeft politiek, rechterlijke macht, academische instituties
en publieke opinie (SIRE!) in een ijzeren greep.
• In de eerste helft van de vorige eeuw was de
toenmalige Voogdijraad
uitgegroeid tot een door ouders intens gehate institutie. De volksmond
sprak van "Kinderdief". In 1954 heette het in de wet tot
reorganisatie van de Voogdijraden, in parlementair understatement: "dat
een wijziging van de naam wel wenselijk is, al ware het slechts, omdat de naam
"voogdijraad" bij het publiek langzamerhand een minder gunstige klank
gekregen heeft, hetgeen aan het werk van de raad niet ten goede komt
(Kamerstuk 2814, nr. 5: Memorie van Antwoord, pag. 5, rechter kolom, onder Titulatuur)".
De cynische remedie: de naam
‘Voogdijraden’ werd gewijzigd in ‘Raden
voor de Kinderbescherming’. Politiek cynisme is nog altijd de kern van het
probleem.
• Eind 80-er jaren waren het
de Raden voor de Kinderbescherming die getergde ouders er toe brachten een
boekje open te doen over de praktijken van kinderbescherming en gezinsvoogdijinstellingen,
over hun volstrekte rechteloosheid tegenover de “kinderdief” en diens willekeur
waar zij, de ouders, aan waren overgeleverd, over de bevoegdhedenverstrengeling
van kinderrechter en gezinsvoogd. In een opiniestuk in NRC Handelsblad eisten
zij een parlementaire enquęte. De Tweede Kamer stelde de Commissie Vliegenthart
in. Enkele dagen later stelde de regering de Commissie Gijsbers in om de
klachten van de ouders te onderzoeken. De ouders publiceerden “Een rechtsstaat
voor het Kind” (Uitg. Annex, 1990, ISBN 9051740077). De kamercommissie vond een
parlementaire enquęte niet nodig, een parlementair onderzoek leek voldoende.
Het rapport “Rechtzetten” was het resultaat. Staatssecretaris Kosto
organiseerde een drietal congressen voor ouders en professionals.
Het “resultaat” van dit alles: In 1993 diende
Staatssecretaris Kosto de herzieningswet Ondertoezichtstelling in. In de
Memorie van Toelichting erkende de regering de kritiek op de zogenaamde “dubbelfuncties” van de
kinderrechter - enerzijds leiding geven aan de gezinsvoogd en anderzijds het
beslissen in geschillen tussen diezelfde gezinsvoogd en de ouders: “De ontwikkeling in de richting van grote
geprofessionaliseerde gezinsvoogdijinstellingen gaat gepaard met een groeiend
gevoel van onvrede bij met name ouders (…). Men lijkt de kinderrechter nogal
eens te ervaren als een verlengstuk van de [gezinsvoogdij]instelling en ervaart
de beslissingen die de kinderrechter neemt in geval van conflict niet altijd
als onafhankelijke rechtspraak”.
In mei 1995 verscheen de wet tot herziening van de
maatregel van ondertoezichtstelling in het Staatsblad. Mijn eerste daad was een
symbolische: ik eiste dat de gezinsvoogd ging staan als hij van het Hof in de
rechtszaal het woord kreeg, en wel achter de andere katheder, als mijn
wederpartij. En de eerste daad van de gezinsvoogdijinstellingen? De
eerstvolgende studiemiddag van de Vereniging voor Familie- en Jeugdrecht had
als thema: er moest meer geld naar de Jeugdzorginstellingen. Dat geld kwam in
overvloed…
De nieuwe wet, bedoeld om een nieuwe
onafhankelijkheid in het leven te roepen tussen kinderrechter en jeugdzorg,
heeft alleen maar tot versterking van het bolwerk jeugdzorg geleid en tot verdere
uitholling van de rechtsbescherming van ouders tegen de hebzuchtige handen van
de kinderdief. De protesten van de ouders, niet minder hevig dan in de 80-er
jaren, zijn gesmoord. Zij worden overstemd door het publicitaire kabaal zodra
er weer een fataal ongeluk gebeurt onder de ambtelijke ogen van Jeugdzorg met
een nieuwe claim om meer geld.
De gezinsvoogdijinstellingen gingen op in een nieuwe
bureaucratische schil: Bureau
Jeugdzorg, in naam onafhankelijk van de rechter, geflankeerd door Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
(AMK). De maximumtermijnen voor uithuisplaatsing werden afgeschaft.
• In naam was Jeugdzorg nu
los van de kinderrechter, maar in de beleving van de meeste kinderrechters
veranderde er niets. De woede van de ouders bleef. Toen kwamen Savanna en het
Maasmeisje. Jeugdzorg plengde krokodillentranen over hun zogenaamde onmacht
tegenover zoveel “macht” van de ouders. “Kinderen eerst” werd hun sofistisch
adagium. Rouvoet zette nieuwe fuiken: Centra voor Jeugd en Gezin, elektronisch kinddossier
en verwijsindex. Alle artsen, leraren en onderwijzers, maatschappelijk
werkers, vroedvrouwen, zij allemaal worden onbezoldigde
opsporingsambtenaren: méér van hetzelfde. Gevolg: wachtlijsten, meer geld,
meer wachtlijsten, nog meer geld enz.
Ook de Nationale Ombudsman heeft inmiddels – en niet
voor het eerst – alarm geslagen. In het openbaar verklaarde hij op 7 december
2008 zich te schamen over Nederland, waarin op dat moment maar liefst 831
“probleem”-kinderen onschuldig zijn opgesloten in jeugdgevangenissen. Ook de
Nationale Ombudsman eist echter de verkeerde maatregel: méér inrichtingen. Maar
dat is natuurlijk een ongerijmdheid: Wat is nu het verschil tussen een
jeugdgevangenis en een gesloten inrichting. Maar vooral is de ongerijmdheid:
aanbod schept vraag. Het systeem is gewoon verstopt door de massale
lichtvaardige uithuisplaatsingen, en die zijn weer het gevolg van het door
overheid en media gevoede, door volkshysterie bepaalde beleid met betrekking
tot jeugdzorg.
Het wordt nu echt tijd voor een kritische regeringscommissaris, niet voor de wachtlijsten, maar
voor de rechtsstatelijkheid van de kinderbescherming.
Een goede titel voor de discussiebijeenkomst die de
advocatengroep wil organiseren zou wellicht kunnen zijn: “Een Rechtsstaat voor het kind”.